Sleedoornpage Thecla betulae
Ontdek deze in het Brussels Gewest vaak voorkomende vlinder !
Belangrijkste kenmerken
Strikte bescherming beperkt tot parken, bossen, groene zones en gebieden met hoge biologische waarde (Bijlage II.3.A, Natuurordonnantie) ; Soort van regionaal belang (Bijlage II.4, Natuurordonnantie)
Observeren, determineren, ontdekken
Deze kleine dagvlinder is herkenbaar aan zijn oranjebruine vleugels en het fijne uitsteeksel aan de rand van de achtervleugel; hij voedt zich met bloemennectar en speelt een belangrijke rol als bestuiver.
De rupsen ontwikkelen zich door zich te voeden met de bladeren van de sleedoorn.
Zowel de mannetjes- als de vrouwtjesvlinders komen voor op berkenbomen (en andere) en daar dankt hij ongetwijfeld zijn naam aan, zonder enig ander verband met zijn gastplant.
Raadpleeg de Natura 2000 soortenverspreidingskaart
Biologische cyclus
- Zichtbaarheid: juli tot oktober
- Voortplanting: juli tot oktober
- Larvenstadium: april tot juli
- Nymfose: juli
- Volwassen stadium: juli tot oktober
Slechts één generatie vlinders per jaar. Hij brengt de winter door in de vorm van een ei. De rups verpopt zich op de grond in het strooisel of hecht zich aan een sleedoorntak. Eieren worden gelegd op door het vrouwtje uitgekozen sleedoorntwijgen.
Rol in het ecosysteem
Volwassen: nectar (guldenroede, eupatorium, etc.) en honingdauw
Leggen van 1 ei aan de basis van de doorns van enkele sleedoorntakken op het zuiden gericht (overgang tussen jong en oud hout) 100-150 cm boven de grond.
De thecla heeft een landschap nodig met sleedoornstruwelen en opvallende ontmoetingsbomen.
Beheren en onthalen
De Sleedoompage een vrij standvastige soort die enkele honderden meters kan afleggen langs de rand van bosjes of struikgewas waar zijn waardplant groeit.
De mannetjes blijven op hun plaats, maar de vrouwtjes kunnen zich goed oriënteren in het landschap en kunnen langere afstanden afleggen op zoek naar geschikte plaatsen om eitjes te leggen, soms dwars door open gebieden.
Hagen en bosstroken fungeren als corridors voor deze pages, waarbij de minimale eis is dat de corridors voldoende breed zijn (hoe breder, hoe beter), en zonder onderbrekingen van meer dan 50 meter.
Om deze soort te bevorderen :
- Sleedoorns planten of eventueel andere inheemse Prunussoorten. Afgezien om aantrekkelijk te blijven, moeten sleedoorns regelmatig worden gesnoeid of verjongd door begrazing.
- Hagen planten en/of borders aanleggen met sleedoornstruiken en andere inheemse Prunussoorten.
- Ervoor zorgen dat u een zoom van braamstruiken, wilde rozen en andere spontane laatbloeiende soorten langs hagen en borders laat staan om nectar te leveren.
- Ervoor zorgen dat er enkele grote bomen (es, eik, esdoorn) in hagen en borders blijven staan.
- Ervoor zorgen dat dode bladeren in beboste gebieden blijven liggen tijdens de winter.
- Verbied het gebruik van pesticiden.
Natura 2000-doelsoort
Er worden kwantitatieve en kwalitatieve instandhoudingsdoelstellingen bepaald voor elke soort van gewestelijk of communautair belang die aanwezig is in Natura 2000-gebieden in het Brussels Gewest.
SBZ 1 Zoniënwoud en Woluwedal
Kwantitatieve doelstellingen
- Ten minste het behoud van de bestaande populaties.
Kwalitatieve doelstellingen
- Behoud of herstel van de geschikte habitats voor de verschillende ontwikkelingsstadia van de eieren, rupsen, poppen en volwassen dieren, rekening houdend met de ecologische vereisten van de soort.
- Behoud of herstel van een gevarieerd landschap bestaande uit bosgebieden en bosranden evenals uit stadsbiotopen en lineaire landschapselementen
- Zie kwaliteitsdoelstellingen in verband met habitat 6430.
SBZ II : Bossen en open gebieden in Ukkel
Kwantitatieve doelstellingen
- Ten minste het behoud van de bestaande populaties.
Kwalitatieve doelstellingen
- Behoud of herstel van de geschikte habitats voor de verschillende ontwikkelingsstadia van de eieren, rupsen, poppen en volwassen dieren, rekening houdend met de ecologische vereisten van de soort.
- Behoud of herstel van een gevarieerd landschap bestaande uit bosgebieden en bosranden evenals uit stadsbiotopen en lineaire landschapselementen.
- Zie kwaliteitsdoelstellingen in verband met habitat 6430.
SBZ III : Bossen en vochtige gebieden van Jette en Ganshoren
Kwantitatieve doelstellingen
- Ten minste het behoud van de bestaande populaties.
Kwalitatieve doelstellingen
- Behoud of herstel van de geschikte habitats voor de verschillende ontwikkelingsstadia van de eieren, rupsen, poppen en volwassen dieren, rekening houdend met de ecologische vereisten van de soort.
- Behoud of herstel van een gevarieerd landschap bestaande uit bosgebieden en bosranden evenals uit stadsbiotopen en lineaire landschapselementen.
- Zie kwaliteitsdoelstellingen in verband met habitat 6430.
Lees meer
Soortenfiches voor de Natura 2000 doelsoorten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Gerelateerde soortenfiches
Verwante flora: de larven eten sleedoornbladeren; de volwassenen voeden zich met nectar.
Gevonden op guldenroede en andere berglanen; ook op hondsroos, haag clematis, eupatorium, braamstruiken, akkers, distels, engelwortel, enz.
Geassocieerde fauna: de rups kan worden verzorgd door de zwarte mier (Lasius niger).