Ooievaar Ciconia ciconia
Ontdek deze elegante vogel die regelmatig wordt gespot in ons gewest, vooral in het gebied rond het kanaal.

Belangrijkste kenmerken
Strikte bescherming op het hele gewestelijke grondgebied (Bijlage II.2.1, Natuurordonnantie)
Observeren, determineren, ontdekken
Zelfs nu we gewend zijn om hem wat vaker te zien, zorgt deze vogel voor verwondering. Dat zal ongetwijfeld te maken hebben met zijn indrukwekkende grootte en schoonheid. Het is bovendien een vogel die al van kleins af aan tot de verbeelding spreekt door zijn aanwezigheid in sprookjes en tekenfilms. De ooievaar is namelijk diegene die pasgeboren baby's naar hun ouders brengt (hoewel dat niet wetenschappelijk bewezen is).
De ooievaar behoort tot de grote waadvogels. Het is een grote vogel met een lange nek, snavel en poten. Zijn verenkleed is helemaal wit, met uitzondering van de veren aan het uiteinde van de vleugels (primaire en secundaire slagpennen), die helemaal zwart zijn. Volwassen dieren hebben een felrode snavel en poten.
De jonge vogels in het nest zijn bleker van kleur, met zwarte snavels: tot hun tweede zomer staan er zwarte vlekken op hun snavel, die rood is geworden. Op die manier zijn de jonge vogels te herkennen.
Tijdens de vlucht valt de ooievaar op door zijn uitgestrekte hals. De lange, brede vleugels zijn aangepast aan een opwaartse vlucht. Ooievaars maken voor het vliegen gebruik van thermiek. Dankzij warme luchtstromen kunnen ze met weinig energie de gewenste hoogte bereiken. Er is weinig seksueel dimorfisme: de mannetjes en vrouwtjes lijken op elkaar. Het mannetje kan iets groter zijn dan het vrouwtje, met een iets grotere snavel.
Biologische cyclus
Ooievaars zijn erg gehecht aan hun nestplaatsen; ze keren elk broedseizoen terug en broedparen worden meestal jaar na jaar opnieuw gevormd. De vogels keren vanaf midden februari terug uit hun overwinteringsgebied.
Eind maart leggen de vrouwtjes drie tot vijf eieren, die een broedtijd hebben van ongeveer 33 dagen. Ooievaarskuikens verlaten het nest acht tot tien weken nadat ze uit het ei zijn gekomen. De ouders blijven ze nog één tot drie weken voeden, waarbij de hoeveelheid geleidelijk afneemt tot de jongen zelfstandig zijn. Na drie tot vier jaar zijn jonge ooievaars geslachtsrijp.
Een maand nadat de jongen het nest hebben verlaten, trekken ze weg voor de winter.
Historisch gezien trokken Europese ooievaars elk jaar opnieuw naar Afrika en India om er te overwinteren. Sinds enkele decennia overwinteren veel ooievaars echter ook in onze streken als gevolg van gevangenschap (verlies van het trekinstinct, in het bijzonder om sterfte te vermijden) en de zachte winters door de klimaatopwarming. Het is dus mogelijk om ze het hele jaar door te spotten. Op stortplaatsen vinden ze dan voedsel van povere kwaliteit.
- Zichtbaarheid: van januari tot december
- Voortplanting: van maart tot juli
- Trek: van september tot februari
Het komt regelmatig voor dat bepaalde zangvogels zoals huismussen en spreeuwen nestelen aan de onderkant van de neststructuren van ooievaars. Ooievaarsnesten zijn bovendien een voedselbron voor insectenetende vogels zoals zwaluwen, gierzwaluwen en verschillende soorten vleermuizen. De toevoer van prooien naar het nest en de uitwerpselen van de ooievaars trekken namelijk heel wat ongewervelde dieren aan. Ooievaarsnesten zijn dus kleine ecosystemen op zich die streng worden beschermd!
Risico’s op verwarring
Zwarte ooievaar
Grote zilverreiger
Rol in het ecosysteem
Ooievaars eten kleine zoogdieren (muizen, mollen enz.), amfibieën, reptielen, kleine vissen en ongewervelde dieren zoals wormen, slakken, kevers enz. Ze hebben ook geleerd om gebruik te maken van open stortplaatsen waar ze zich voeden met voedselafval.
Ze bouwen hun nesten hoog, op open plekken, in de toppen van bomen, op masten, op daken en schoorstenen enz. Ze nestelen ook heel goed op kunstmatige platformen. Ooievaars nestelen in losse kolonies en leven graag in de buurt van mensen. Het nest wordt jaar na jaar verstevigd en vergroot, met een diameter van wel 2 meter en een gewicht van 500 kg! Het is een van de indrukwekkendste nesten uit de vogelwereld.
De witte ooievaar is een soort die nood heeft aan open gebieden: hij heeft grote grasgebieden nodig, zoals rijke weilanden, om op voedsel te jagen. In dichtbeboste gebieden kan hij zijn grote vleugels niet gemakkelijk spreiden.
Beheren en verwelkomen
In de 20e eeuw zijn de ooievaarpopulaties drastisch gedaald, vooral als gevolg van bepaalde pesticiden (met name op basis van organochloorverbindingen), de intensivering van de landbouw vanaf de jaren 1950 (herverkaveling, drainage van de bodem enz.) en de jacht . Sinds het verbod op dit type pesticiden en dankzij grote beschermingsinspanningen (aanleg van beschermde gebieden, gevangenschap om het trekinstinct te verminderen, herintroductie enz.), herstellen de populaties zich in heel Europa. Natuurlijk zijn er nog steeds bedreigingen, zoals de opwarming van de aarde, botsingen met hoogspanningskabels of windturbines, blootstelling aan gevaarlijke en giftige producten op stortplaatsen, vergiftiging met pesticiden (in het bijzonder rattenvergif in Europa, ongediertebestrijding en sprinkhanenbestrijding in Afrika enz.), de steeds intensievere landbouw, stroperij enz.
Ooievaars blijven zeldzaam in Brussel, waar ze te zien zijn in het gebied rond het kanaal, vooral in de buurt van de verbrandingsoven. Er zijn nog geen nesten waargenomen, maar er zijn initiatieven opgestart om platformen te installeren.
Om deze soort te bevorderen
- Plaats platformen waar nesten gebouwd kunnen worden.
- Ooievaarsnesten zijn echte ecosystemen zijn die voedsel of nestplaatsen bieden voor andere soorten. Het is dus belangrijk om bestaande nesten te behouden, zelfs als ze niet in gebruik zijn. Ze worden streng beschermd.
- Behoud vochtige zones en open gebieden (met weinig bomen).
- Gebruik geen pesticiden, want deze giftige producten kunnen gevolgen hebben voor de voedselketen van vogels.
- Gebruik geen rodenticiden (ongediertebestrijdingsmiddelen).
