
Belangrijkste kenmerken
Strikte bescherming beperkt tot parken, bossen, groene zones en gebieden met hoge biologische waarde (Bijlage II.3.A, Natuurordonnantie)
Observeren, determineren, ontdekken
Bonte zandoogjes hebben vleugels die variëren van bruin tot oranje, met vlekken die variëren van oranje (ondersoort P. aegeria aegeria rond de Middellandse Zee) tot crèmegeel (ondersoort P. aegeria tircis, die bij ons voorkomt), met 3 of 4 zwarte oogvlekken die wit gepupilleerd zijn. De onderzijde is doffer, beige-bruin, met een opvallend zwart oogvlek en kleinere, subtielere oogvlekken. De mannelijke vlinders zijn iets kleiner dan de vrouwtjes.
De rups, licht behaard, is felgeelgroen met een duidelijke lichte longitudinale lijn. Aan het uiteinde heeft ze twee kleine witte puntjes.
Hij staat bekend om zijn territoriale gedrag en kan gespot worden in bossen en aan de randen van open gebieden.
Deze belangrijke bestuiver speelt een cruciale rol in de pollinatie!
Biologische cyclus
- Zichtbaarheid: maart tot oktober
- Winterslaap: september tot april
- Voortplanting: maart tot augustus
- Larvestadium: maart tot september
- Volwassen stadium: april tot oktober
Het bont zandoogje is sedentair en begint met het leggen van eitjes (één voor één) op waardplanten, vaak grassen, waaruit rupsen ontstaan die zich voeden met de bladeren.
Nadat ze in de loop van een maand verschillende keren verveld zijn, veranderen ze in poppen en komen ze tevoorschijn als vlinders. Ze planten zich voort en de vrouwtjes leggen nieuwe eitjes, waarmee de levenscyclus, die tot 3 keer per jaar herhaald kan worden, voltooid is.
Ze overwinteren als pop of rups, wat resulteert in de aanwezigheid van verschillende levensstadia in het voorjaar.
Risico’s op verwarring
Argusvlinder (zeer zeldzaam in Brussel)
Rotsvlinder (alleen in het zuiden van België)
Rol in het ecosysteem
Het volwassen insect is een generalist en voedt zich voornamelijk met nectar van verschillende bloeiende planten. De gastplanten voor de rupsen zijn straatgras, gewone kropaar, of kweek.
Bonte zandoogjes brengen verschillende stadia van hun leven door in verschillende habitats. Als eitjes en larven brengen ze hun tijd door op de waardplant. Als pop en vlinder schuilen ze in spleten of andere schuilplaatsen.
Het bont zandoogje wordt steeds vaker gezien in open gebieden, maar komt oorspronkelijk uit bossen. Hij lijkt zich te ontwikkelen als gevolg van klimaatverandering en de verplaatsing van soorten naar deze omgevingen. Hij zoekt het licht op, maar kan schaduw verdragen.
Beheren en onthalen
Om deze soort te bevorderen
- Plant nectarplanten.
- Creëer schaduwzones met bomen, struiken of hagen.
- Denk aan het stapelen van hoogtes in je beplanting.
- Maai later in het seizoen, afhankelijk van de fasen van de levenscyclus van de soort.
- Vermijd pesticiden, vooral insecticiden, en herbiciden die de voedselbronnen verminderen.

Gerelateerde soortenfiches
Voedingsspecialisatie (flora) : Agrostis capillaris, Elymus repens, Dactylis glomerata, Holcus lanatus, Poa annua, Poa pratensis, Poa trivialis, Brachypodium pinnatum, Brachypodium sylvaticum, Calamagrostis arundinacea, Lolium perenne, Molinia caerulea, Deschampsia cespitosa...
Roofdieren : vogels (mussen, mezen, roodborstjes...), zoogdieren (egels, spitsmuizen, eekhoorns, vleermuizen...), reptielen (hagedissen, slangen...), amfibieën (kikkers en padden), Europese horzels, spinnen...
Parasieten : parasitaire wespen (Trichogramma, Compsilura concinnata, Cotesia glomerata, Hyposoter exiguae…), parasitaire wormen (Steinernema feltiae, Heterorhabditis bacteriophora…)