Bittervoorn Rhodeus amarus
Ontdek deze verrassende kleine beschermde vis die zich voortplant dankzij een samenwerking met een zoetwatermossel.

Belangrijkste kenmerken
Strikte bescherming op het hele gewestelijke grondgebied (Bijlage II.2.1, Natuurordonnantie), Natura 2000-soort (Bijlage II.1.1, Natuurordonnantie)
Observeren, determineren, ontdekken
De bittervoorn is een kleine vis met een kort hoog lijfje dat lateraal is samengedrukt. Hij heeft een grijsgroene rug, zijn flanken zijn zilverkleurig en zijn buik gelig.
Ook heeft hij een horizontale blauwe lijn op het achterste deel van zijn flank. Het mannetje is groter dan het vrouwtje.
Biologische cyclus
De reproductie vindt plaats in de lente in water van tussen 15 en 20°C. Het mannetje pronkt dan met een lichtroze kleur. Voor de reproductie heeft deze vis tweekleppige schelpdieren nodig, in het bijzonder de zoetwatermossel (anodonta). Via de legbuis van 5 à 6 cm – even lang als het vrouwtje zelf is – legt ze haar eicellen in de sifo van een weekdier (buis waarlangs deze water zuigt naar de kieuwen). Het mannetje ejaculeert zijn zaad voor de sifo van de tweekleppige om de eitjes te bevruchten.
De eitjes van 3 mm hechten zich aan de kieuwspleten waar ze zich ontwikkelen. De incubatie neemt 2 à 3 weken in beslag. Het jongbroed blijft een bepaalde tijd in de mantelholte van het weekdier voor het in het water wordt uitgestoten door de sifo (wanneer het een lengte van 8 mm bereikt).
Het mannetje verdedigt het territorium rond de mossel die gekozen is voor het leggen van de eieren.
- Reproductie: april tot juni
Rol in het ecosysteem
De bittervoorn is een voornamelijk herbivore vis die zich vooral voedt met aquatische planten, plantenresten, fytoplankton (diatomeeën) en ongewervelden (wormen, weekdieren, insectenlarven ...). Deze vis vangt zijn prooien door de bodem om te woelen.
De bittervoorn legt zijn eitjes in de schelp van een zoetwatermossel.
De bittervoorn is afhankelijk van zones met stilstaand water of plekken waar de stroom traag is zoals vijvers met een slijkerige zanderige ondergrond, swales, dode vertakkingen van waterlopen en vijvers …
Beheren en onthalen
De bittervoorn is erg gevoelig voor de waterkwaliteit. Als de chemische kwaliteit van het water verandert, zijn er minder of geen prooien meer voor de bittervoorn. De degradatie van aquatische milieus en de verdwijning van aquatische planten en zoetwatermosselen zijn erg nefast voor deze vis.
Overigens ontwikkelt de bittervoorn zich in traag of stilstaand water. Plekken die worden drooggelegd en sterke fluctuaties in het waterniveau zijn een bedreiging voor de soort. Onoverkomelijke verbindingen (overlaten, sluizen ...) tussen de habitats van traag water en het hydrografische netwerk maken de verbinding tussen populaties onmogelijk.
Om deze soort te bevorderen:
- Verbeter de waterkwaliteit in waterlopen en watervlakken.
- Houd swales en dode vertakkingen van waterlopen en vijvers in stand.
- Behoud zoetwatermosselen (anodonta cygnea) aangezien deze onmisbaar zijn voor de reproductie van de bittervoorn.
- Behoud natuurlijke oevers en plekken die kunnen dienen als paaigebied zoals overstromingsvlaktes met een diepte van 0,5 tot 1,5 m.
- Beperk het herbepoten vooral met woelsoorten.
- Voer gedeeltelijke ruimingen uit en verspreid deze over verschillende jaren.
- Herstel overkomelijke verbindingen tussen traag water en het hydrografische netwerk om de herverspreiding van de soort mogelijk te maken.
- Vermijd de niveauwijzigingen van de waterlopen en het droogleggen van te snel water.


Verplichtingen, verboden… Wat zegt de wet ?
Het is verboden om:
- Bittervoornvangst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Natura 2000-doelsoort
Kwantitatieve en kwalitatieve behoudsdoelstellingen worden vastgesteld voor elke soort van regionaal of gemeenschappelijk belang die aanwezig is in de Natura 2000-gebieden van het Brussels Gewest.
SBZ I : Zoniënwoud en vallei van de Woluwe
Kwantitatieve doelstellingen
- Ten minste het behoud van de bestaande populaties;
- Progressieve uitbreiding van deze bestaande populaties.
Kwalitatieve doelstellingen
- Kwalitatieve verbetering van de habitat van de soort.
- Verwezenlijking van een netwerk van habitats waarin de soort goed kan gedijen in SBZ I.
- Zie kwaliteitsdoelstellingen in verband met habitat 3150.
Gerelateerde soortenfiches
Commensalisme: zoetwatermossel
Roofdier: rivierbaars