Citroenvlinder Gonepteryx rhamni
Ontdek deze voorjaarsvlinder, die veel voorkomt in het Brusselse Gewest!

Belangrijkste kenmerken
Strikte bescherming beperkt tot parken, bossen, groene zones en gebieden met hoge biologische waarde (Bijlage II.3.A, Natuurordonnantie)
Observeer, identificeer en ontdek
De citroenvlinder is een veelvoorkomende vlinder met een duidelijk seksueel dimorfisme: mannetjes en vrouwtjes zijn gemakkelijk van elkaar te onderscheiden.
De vleugels, in beide gevallen gevormd als een blad (met spitse uiteinden – ook wel "gehoekt" genoemd), zijn citroengeel, bijna appelgroen bij het mannetje, en bleekgeel, bijna wit bij het vrouwtje. Ze zijn versierd met mooie oranje stippen, die op de onderzijde bruiner lijken. Met een uitzonderlijk lange levensduur voor een vlinder, worden de vleugels groener naarmate de vlinder ouder wordt, waardoor hij nog meer op een blad lijkt wanneer hij zijn vleugels dichtvouwt en zich in de vegetatie verbergt.
Levencyclus
De voortplanting vindt plaats in het vroege voorjaar. De mannetjes zijn territoriaal en strijden om hun plek met fladderende duels, vanaf het begin van de lente, langs bosranden grenzend aan zonnige graslanden en weiden.
De paringsdans omvat een verticale vlucht hoog de lucht in, gevolgd door een afdaling naar de grond voor een acrobatische paring tussen het gras.
Het vrouwtje trekt daarna het bos in om haar eitjes af te zetten. Ze legt puntige eitjes, afzonderlijk geplaatst, aan het uiteinde van takjes op de bladeren van wegedoornachtigen.
Na ongeveer tien dagen komen de rupsen uit. Ze zijn felgroen met kleine zwarte stipjes en hebben een lichtere buik – een aanpassing die helpt bij camouflage door hun schaduw te verminderen. Afhankelijk van het weer ontwikkelen ze zich in drie tot zeven weken. De verpopping vindt plaats op de waardplant zelf, waar de groene pop zich met een dun zijden draadje aan het blad bevestigt en zo de vorm van een opgerold blad nabootst.
De volwassen vlinders verschijnen in de loop van de zomer en kunnen estivatie (een zomerse rustperiode vergelijkbaar met winterslaap) vertonen tijdens zeer hete dagen. In de herfst worden ze opnieuw actief om de laatste bloemen te bezoeken. Ze overwinteren beschut tegen de kou in bosranden, schorsspleten, holtes of zelfs in groepen onder dichte, groenblijvende struiken, vooral in braamstruiken en klimop. Ze houden geen echte winterslaap, waardoor ze op warme winterdagen soms nog fladderend te zien zijn.
De citroenvlinder is daarom een symbool van de terugkeer van de lente en vaak een van de eerste vlinders die men in het jaar waarneemt.
- Zichtbaarheid: maart tot juni (vorige generatie) en midden juli tot oktober (nieuwe generatie)
- Overwintering: oktober tot maart
- Voortplanting: maart tot juni
- Rupsen: mei tot juni
Rol in het ecosysteem
De rupsen voeden zich uitsluitend met wegedoornachtigen: sporkehout (Rhamnus frangula) en wegedoorn (Rhamnus cathartica). De volwassen vlinders bezoeken veel verschillende bloemen, voornamelijk bloemhoofdjes van composieten zoals weideasterachtigen (distels, vederdistels, centauries, beemdkroon...).
De eitjes worden afgezet op de waardplanten van de rupsen (sporkehout en wegedoorn). De volwassen vlinders (imago’s) estivaren of overwinteren in steenstapels, spleten, schorsspleten en dichte struiken.
De citroenvlinder houdt van bosranden, open plekken, heggen en andere overgangszones tussen bos (waar sporkehout groeit) en open, zonnige en warme gebieden.
Beheer en verwelkom
Om deze soort te bevorderen :
- Plant sporkehout (Rhamnus frangula) en wegedoorn (Rhamnus cathartica) in gelaagde bosranden en heggen.
- Zorg voor nectarrijke bloemen, vooral composieten (zoals distels, vederdistels en centauries).
-
Pas een late maaibeheer toe en zorg ervoor dat er voldoende composieten behouden blijven.
- Maai laat in functie van de levenscyclus van de soort.
-
Behoud braamstruiken en klimop, aangezien ze dienen als schuilplaats.
- Vermijd pesticiden, vooral insecticiden, en herbiciden die voedselbronnen verminderen.

