Over Renature Brussel Contact
nl
Een initiatief vanLeefmilieu Brussel

Koolmees Parus major

Maak kennis met de meest voorkomende mees in Brussel. Kom meer te weten over de koolmees, een zangvogel die bijna overal in het gewest te zien is.

Belangrijkste kenmerken

Latijnse naam Parus major
Familie Paridae
Subgroep Zangvogels
Landschap Plattelandsstad • Bosstad
Beschermingsstatus Volledig beschermde soort
Strikte bescherming op het hele gewestelijke grondgebied (Bijlage II.2.1, Natuurordonnantie)
Conserveringsstatus IUCN: Minder zorgwekkend
Oorsprong Inheems
Grootte 13.5 tot 15 cm
Zeldzaamheid, overvloed Heel gewoon
Gewicht 15 tot 22 g
Levensduur 15

Observeren, determineren, ontdekken

De koolmees is de grootste van onze mezen. Hij heeft een kort en stevig silhouet, met een kleine kegelvormige snavel. Zijn hoofd is zwart met brede witte wangen. De bovenzijde van de vogel is groenig. De vleugels en staart zijn grijsblauw. De onderkant van de vogel is geel en lichter naar de staart toe. Een lange, min of meer dikke zwarte ‘stropdas’ loopt van de keel naar de buik. Deze stropdas is dikker bij het mannetje, smaller en onvolledig bij het vrouwtje, dat ook een minder glanzende zwarte kop en een minder felgele buik heeft dan het mannetje.

De koolmees is een regelmatige bezoeker van voederhuisjes en nestkastjes, waar hij in de lente nestelt en in de winter schuilt tijdens koude nachten. Het is daarom relatief gemakkelijk en gebruikelijk om deze soort in de tuin te zien, vooral omdat ze zo talrijk zijn: in Europa zijn er naar schatting meer dan 300 paren per km²!


Biologische cyclus

In het geval van de koolmees kan het zoeken naar een nestholte al in de herfst beginnen, waarbij de paartjes al aan het begin van het volgende jaar worden gevormd.

Het vrouwtje bouwt het nest, terwijl het mannetje voor voedsel zorgt en het territorium verdedigt. Zelfs als het nest nog niet klaar is, kan het vrouwtje al beginnen met eieren te leggen. Ze legt tussen de vijf en twaalf eieren, aan een tempo van één per dag. Enkel het vrouwtje broedt de eieren uit. Dat duurt twaalf tot vijftien dagen. Na twee tot vier dagen komen ze uit. De kuikens worden onophoudelijk gevoed met insecten: honderden snavels vol per dag! Zodra ze zijn uitgekomen, blijven de jongen nog 16 tot 22 dagen in het nest. Daarna vliegen ze uit. De familie blijft echter nog enkele weken rond het nest bij elkaar voordat de jongen zelfstandig worden. Een tweede broedsel is mogelijk, maar wel in een ander nest.

Koolmezen zijn tijdens het broedseizoen een territoriale soort. De rest van het jaar zijn het eerder groepsdieren. Dan mengen ze zich met andere mezen en zelfs met andere soorten en verschillende zangvogels zoals boomklevers.

Het vrouwtje bouwt het halfbolvormige nest in boomholtes, gaten in muren, nestkastjes, brievenbussen enz. Het bestaat uit bladeren, gras en mos en is bekleed met haar en veren. Mos is een belangrijk materiaal in deze constructie.

Zichtbaarheid : Januari -
Voortplanting : April - Augustus
  • Zichtbaarheid : van januari tot december
  • Voortplanting: van april tot juli

Risico’s op verwarring

Pimpelmees

Zwarte mees

Rol in het ecosysteem

Voeding Fructivoor • Granivoor • Insectivoor
Voedingsspecialisatie Algemeen
Tijdens het broedseizoen eet de koolmees insecten: sprinkhanen, krekels, waterjuffers en libellen, wantsen, mieren, vlinders, vliegen enz., maar ook spinnen en slakken. De jongen worden op hun beurt voornamelijk gevoed met rupsen. Buiten het broedseizoen eet de vogel voornamelijk zaad en vruchten.
Voortplantingsplaats In holen levend • Bomen • Gebouwen • In spleten levend
De koolmees nestelt in hoge holtes, holle bomen, kunstmatige nestkasten, bulstergaten enz.
Biotoop Gebouw • Kleine tuin • Park • Bosrand • Bosgebied
De koolmees is in de eerste plaats een vogel die in bebost gebied leeft, bij voorkeur met loofbomen. Hij beschikt echter over een hoge mate van ecologische plasticiteit die hem in staat stelt om verschillende boomhabitats te bezetten, waaronder stadsparken en tuinen.

Beheren en verwelkomen

Deze soort is wijdverspreid en vereist over het algemeen geen specifieke aanpak. Ze profiteert doorgaans van elke ecologische beheersvorm van onze groene ruimten. Sommige studies hebben echter een toename in de sterfte van jongen in stedelijke omgevingen aangetoond, door het grote gebrek aan insecten (vooral rupsen) in onze verarmde parken en tuinen (overbeheerd, te veel exotische planten enz.).

Om deze soort te bevorderen

  • Kies voor wilde vegetatie bestaande uit bloeiende planten die aantrekkelijk zijn voor insecten, zaadplanten enz.
  • Maai minder om de voortplanting van insecten te stimuleren.
  • Maak of herstel een getrapte groene rand.
  • Plant een levende haag, rijk aan bessenstruiken.
  • Hang nestkastjes op.
  • Behoud gebruikte nestplaatsen in gebouwen.
  • • Gebruik geen pesticiden, en vooral insecticiden en herbiciden.
  • • Vermijd het kalken en bemesten van grasvelden: mezen hebben veel mos nodig om hun nesten te bouwen!

Gerelateerde actiefiches