Kleine mantelmeeuw Larus fuscus
Ontdek deze zeevogel die niet aarzelt om de stad te bezoeken; de mantelmeeuw broedt zelfs al enkele jaren in Brussel.

Belangrijkste kenmerken
Strikte bescherming op het hele gewestelijke grondgebied (Bijlage II.2.1, Natuurordonnantie)
Observeren, determineren, ontdekken
De kleine mantelmeeuw herken je aan zijn donkergrijze rug, die hem onderscheidt van zilvermeeuwachtige meeuwen (lichtgrijs). De kop en de onderzijde zijn volledig wit. Zijn dikke snavel is geel, met een rode vlek op de ondersnavel. De relatief korte poten zijn geel. Het lichtgele oog is omgeven door een oranje/rode ring. De lange en smalle vleugels zijn donker van kleur, met een witte lijn langs de achterrand van de vleugel (achterrand). Alleen de vleugeltoppen zijn zwart en wit. Het mannetje is iets groter dan het vrouwtje, maar er is geen seksueel dimorfisme bij deze soort.
Op volwassen leeftijd heeft de kleine mantelmeeuw een rode vlek op de ondersnavel. Door met hun snavel op deze vlek te tikken, zorgen de jongen ervoor dat de volwassen meeuwen het voedsel opbraken dat ze voor hen hebben meegenomen.
Biologische cyclus
De kleine mantelmeeuw broedt normaal aan zee, op kliffen, gebouwen of in duinen. Sinds kort zijn er een paar broedparen in Brussel waargenomen, op industriële gebouwen in de buurt van het kanaal. De soort broedt meestal in kolonies, maar in Brussel gaat het om individuele broedsels. Het vrouwtje legt 2 tot 3 eieren rond mei, met ongeveer twee dagen tussen elk ei. Beide ouders broeden de eieren uit gedurende 26 tot 31 dagen. De jongen kunnen na ongeveer 35 dagen vliegen en worden ongeveer 42 dagen door de ouders gevoerd. De seksuele rijpheid wordt pas bereikt op de leeftijd van 3 jaar. De kleine mantelmeeuw is een gedeeltelijke trekvogel: sommige individuen trekken weg, andere niet. Trekvogels uit het noorden kunnen overwinteren in België.
- Zichtbaarheid: januari tot december
- Migratie: november tot maart
- Voortplanting: mei tot augustus
Risico’s op verwarring
Grote mantelmeeuw
Zilvermeeuw
Rol in het ecosysteem
De mantelmeeuw is een opportunistische soort die vis, ongewervelde dieren zoals weekdieren, wormen, insecten, kleine zoogdieren zoals muizen, vogels en hun eieren, aas, soms algen, zaden, afval, enz. consumeert.
Het nest wordt over het algemeen op de grond gebouwd, maar ook op gebouwen (in de stad). Dit nest, gemaakt door beide ouders, bestaat uit gras, algen en veren.
Deze zeevogel nestelt oorspronkelijk vooral aan de kust, maar koloniseert steeds meer het binnenland, met name steden. Hij overwintert niet ver van broedplaatsen, of verder landinwaarts, bij estuaria, meren, watermassa's, reservoirs en andere waterreservoirs, enz.
Beheren en onthalen
Om deze soort te bevorderen:
- Bescherm de broedplaatsen.
- Behoud aquatische en vochtige omgevingen.
- Verbeter de kwaliteit van oppervlaktewateren.
- Vermijd het gebruik van pesticiden.
