Over Renature Brussel Contact
nl
Een initiatief vanLeefmilieu Brussel

Een 'Nestkastplan' voor de Haven van Brussel, langs het Kanaal

Het Kanaal vormt een ecologisch continuüm dat tal van soorten aantrekt, vooral tijdens de trekperiode. De Haven van Brussel plant in samenwerking met Leefmilieu Brussel verschillende initiatieven om de biodiversiteit rond haar installaties te bevorderen. Er werd een studie besteld bij het bureau écorce voor een 'Nestkastplan' om de ontwikkeling van vogel- en vleermuispopulaties te beschermen en te bevorderen.

Algemene kenmerken

Project Actie voor soorten
Opdrachtgever Leefmilieu Brussel • Andere overheidsinstantie
Haven van Brussel (overeenkomst met Leefmilieu Brussel)
Biotopen Waterloop
Kanaal
Landschappen Dense stad
Toegankelijkheid voor het publiek Nee
Doelsoort(en) Vogels • Zoogdieren
Vogels en vleermuizen
Ontwerp en uitvoering écorce, Natuurfacilitator Leefmilieu Brussel (haalbaarheidsstudie), Haven van Brussel
Financiering De Haven van Brussel met steun van de Natuurfacilitator van Leefmilieu Brussel
Datum 30/06/2020 – in uitvoering
Staat van het project Lopende
Adres Sluis van Anderlecht: Aakaai, 1070 Anderlecht
Sluis van Molenbeek: Driehoeksplein, 1080 Sint-Jans-Molenbeek
Hoofdzetel Haven van Brussel: Redersplein 6, 1000 Brussel
TIR-centrum: Havenlaan 108, 1000 Brussel
Kapiteinsdienst: Voorhavenstraat 2, 1000 Brussel
Budabrug: Vaartdijk, 1120 Brussel

Nestkasten en schuilplaatsen installeren langs de oevers van het Kanaal

Het doel van de studie was om een strategisch plan op te stellen voor de installatie van vogelnestkasten en schuilplaatsen voor vleermuizen langs het Kanaal, op zes gebouwen en infrastructuren die door de Haven werden bepaald, en om een faseringsplan op te stellen voor de toekomstige interventies. Het doel? Het aanbieden van nestplaatsen in de buurt van water, in een dicht bebouwde en a priori onherbergzame stedelijke omgeving.

De kerncijfers
  • 6 proeflocaties van de Haven van Brussel
  • Ten minste 5 vogelsoorten
  • Meerdere soorten vleermuizen (voornamelijk soorten die in spleten huizen)
  • Op termijn zou een veertigtal nestkasten en schuilplaatsen geïnstalleerd kunnen worden

De mogelijkheden van onze gebouwen benutten

Bouwisolatie die nestholtes afsluit en nieuwe constructies die volledig afgedicht ontworpen zijn, verminderen de beschikbare plaatsen die gewoonlijk door bepaalde soorten vogels en vleermuizen worden benut om te schuilen, te slapen, hun nesten te bouwen en hun jongen groot te brengen.

De Haven van Brussel bezit tal van ruimten en gebouwen langs het Kanaal die verband houden met de havenactiviteiten. Ze hebben vaak een hoge mate van ondoorlaatbaarheid en een gebrek aan vegetatie, maar beschikken ook over belangrijke troeven voor de ontwikkeling en integratie van de fauna in de bebouwde omgeving.

De installatie van voorzieningen voor de fauna beoogt de bevordering van de voorplanting van de soorten langs het Kanaal, als aanvulling van het bestaande of geplande groen op de oevers. Voor sommige van de voorgestelde locaties is een renovatie van de gebouwschil gepland. De Haven van Brussel wil van deze werken gebruikmaken om natuurvriendelijke elementen rechtstreeks in de gevels op te nemen. Het 'Nestkastplan' moet dus helpen om toekomstige interventies te plannen op basis van de opportuniteiten en de renovaties.

Sluis van Anderlecht © écorce

Zes locaties

De zes locaties liggen verspreid langs het Kanaal, van de sluis van Anderlecht stroomopwaarts tot de Budabrug stroomafwaarts van Brussel. Deze sites hebben verschillende architecturale kenmerken en functies:

  • de sluiswachtershuisjes en hun bijgebouwen in Anderlecht en Molenbeek;
  • de gebouwen van de hoofdzetel van de Haven van Brussel: opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed;
  • de logistieke magazijnen van het TIR-centrum, waarvan sommige in de inventaris van het bouwkundig erfgoed opgenomen zijn;
  • het gebouw van de Kapiteinsdienst (scheepvaart op het Kanaal);
  • de Budabrug met haar kleine cabine.

Er wordt ook rekening gehouden met de directe omgeving, vooral met het potentieel voor vergroening.

© Kaart uit het rapport over de haalbaarheidsstudie voor het Nestkastplan, écorce.

Keuze van de soorten

De studie spitste zich toe op soorten waarvan de levenswijze nauw gelinkt is aan bebouwde structuren en waarvan de populaties in de afgelopen decennia sterk zijn afgenomen. Het gaat voornamelijk om holtebewonende soorten die geen nesten in bomen bouwen. Ze zijn dus volledig afhankelijk van onze infrastructuur.

Het betreft onder meer de volgende soorten:

  • de huismus (-94%)
  • de gierzwaluw (-54%)
  • de zwarte roodstaart (-43%)
  • de grijze kwikstaart
  • de grote gele kwikstaart
  • de vleermuizen (soorten die vaak in gebouwen voorkomen)

Het gaat vooral om vleermuizen die in spleten huizen, waarvoor kleine schuilplaatsen nodig zijn die worden vastgemaakt aan of ingebouwd in gevels. Soorten die grotere, diepere schuilplaatsen in gebouwen nodig hebben komen niet in aanmerking in deze context, aangezien de gebouwen geen toegankelijke zolderruimten hebben. Hoewel deze soorten mogelijk ook andere ruimten kunnen betrekken, kan alleen een volledig chiropterologisch onderzoek van de gebouwen dit bevestigen.

De uitgebreide studie zal ook masten voor ooievaars omvatten; het is de bedoeling er verschillende te installeren op terreinen van concessiehouders in de haven.

Mezen kunnen ook in gebouwspleten nestelen. Ze zijn echter uitgesloten vanwege het gebrek aan vegetatie rond de gebouwen.

De huiszwaluw nestelt in kolonies op zeer specifieke plaatsen in Brussel, waar hij ideale nestomstandigheden vindt (volle grond, water). Ondoorlaatbare en kunstmatige bodems zijn niet geschikt.

Ook de Europese spreeuw werd niet opgenomen, hoewel die een achteruitgang kent. Hij heeft een omgeving nodig met volwassen bomen, heggen en struiken waar hij geschikte nestplaatsen, zitstokken en voedsel kan vinden.

De slechtvalk is eveneens uitgesloten omdat hij oververtegenwoordigd is in Brussel. De populatie is de afgelopen jaren snel gegroeid in stedelijke gebieden. Hij geeft bovendien de voorkeur aan zeer hoge nestplaatsen in stedelijke gebieden (kathedralen, hoge torens, kerken enz.).

Een studie van geval tot geval

Een analyse van de kaarten in de Geodata-atlas van Leefmilieu Brussel heeft in eerste instantie bevestigd dat de geselecteerde en hierboven vermelde soorten vaak voorkomen op de proeflocaties of in nabijgelegen gebieden.

In een tweede fase werd per geval een haalbaarheidsstudie uitgevoerd, met als doel onderbouwde antwoorden te geven op de mogelijkheden voor het installeren van nestkasten in elk van de bovengenoemde gebouwen (waar en hoe?). Deze fase omvatte het opstellen van een tabel met meerdere criteria en hun wegingscoëfficiënten, evenals een bezoek ter plaatse om de overwogen opties te valideren.

De analyse per geval leidt tot de praktische basis voor het plaatsen van de nestkasten, door middel van een architecturale en ecologische diagnose aan de hand van vooraf bepaalde criteria zoals de oriëntatie van de gevels, de hoogte, het aandeel van glazen oppervlakken, de onmiddellijke omgeving, de relevante architecturale kenmerken (kroonlijsten, gootklossen enz.), de afstand tot de voedingsgebieden (afhankelijk van de soort), menselijke activiteiten (poorten, hoofdwegen), verlichting en gevelmaterialen.

Deze eerste analyse was gebaseerd op de kaarten die online beschikbaar zijn (onder andere Google Maps en Google Street View) en op de natuurlijke en ecologische context. Door aan elk criterium een score toe te kennen, konden we een wegingscoëfficiënt toepassen op basis van de gunstige of ongunstige eigenschappen van elke gevel of architectonisch element om de fauna te herbergen, voor elke soort. De behoeften verschillen van soort tot soort; vandaar de toepassing van een weging die gaat van 0, wat wijst op een zeer laag of zelfs ondenkbaar niveau van compatibiliteit, tot 5, voor een zeer hoog niveau van compatibiliteit. 

De multicriteria-analyse wordt hieronder geïllustreerd en omvat:

  • een schema van het of de gebouwen met de genummerde gevels;
  • de wegingstabel volgens de gekozen criteria voor de analyse van elk van de genummerde gevels.

Op basis van de totale resultaten kan een interpretatie worden gemaakt om de gevels te kwalificeren en te bepalen op welke gevels een interventie zal worden uitgevoerd.

Schéma van het gebouw © écorce
Wegingstabel © écorce

Op het noorden gerichte gevels krijgen bijvoorbeeld een coëfficiënt van 0 omdat ze te veel schaduw hebben voor de vogels. Op dezelfde manier krijgen op het zuiden gerichte gevels zonder architecturale elementen om de nestkast te beschermen, zoals een kroonlijst of dakoverstek, ook een coëfficiënt van 0, omdat ze overdag te veel in de zon staan. Dergelijke gevels zijn echter ideaal voor vleermuizen die overdag warmte nodig hebben, dus voor hen wordt een coëfficiënt van 5 toegepast.

Gevels die op het zuidwesten gericht zijn, worden niet op prijs gesteld door deze twee soorten, omdat ze blootgesteld zijn aan de overheersende winden en slecht weer. Daarom krijgen ze een coëfficiënt van 0.

Gevels met veel ramen zijn niet geselecteerd vanwege het risico op botsingen voor vogels, en krijgen dus een wegingscoëfficiënt van 0.

Bezoek ter plaatse en validatie op het terrein

In januari 2021 werd een bezoek ter plaatse georganiseerd met Martine Wauters (coördinator van de werkgroep gierzwaluwen van Natagora) om de verschillende gebouwen te bezichtigen en de veronderstellingen op basis van de resultaten van de wegingstabel te bevestigen.

De technische vereisten voor het bevestigen van de schuilplaatsen moesten ook ter plaatse correct worden beoordeeld. Soms is een hoogwerker voldoende, maar in sommige gevallen kunnen touwwerkers nodig zijn.

Dankzij dit bezoek konden we preciezere plaatsingsopties uitwerken voor elke soort. Er moesten een aantal parameters worden gecontroleerd om de meest geschikte locaties voor elke soort te bepalen, afhankelijk van de specifieke ecologische behoeften (oriëntatie, hoogte en diameter van het vlieggat, al dan niet vrije toegang enz.):

  • de juiste gevel voor de juiste soort
  • de juiste hoogte voor het plaatsen van de schuilplaatsen
  • de afstand tussen verschillende schuilplaatsen, zowel voor dezelfde soort als voor verschillende soorten
  • het aantal schuilplaatsen dat nodig is voor soorten die in kolonies leven zoals de huismus of de gierzwaluw
  • de toegankelijkheid van de schuilplaatsen (bv. onbelemmerde toegang voor gierzwaluwen)
  • het type schuilplaats (ingebouwd of op gevel)
  • de aanwezigheid van obstakels die de toegang tot de schuilplaatsen belemmeren (bomen, kunstlicht ’s nachts enz.)

Voorbeeld van een toepassing: hoofdzetel van de Haven van Brussel

Op basis van de resultaten van de multicriteria-analyse en het bezoek ter plaatse worden de volgende configuraties overwogen:

  • vier gemeenschappelijke nestkasten voor gierzwaluwen (en/of mussen), bevestigd onder de kroonlijst van de gevel aangeduid met nr. 1. De wegingscoëfficiënt is 20 op 35. Deze gevel ligt op het zuidoosten (minder geliefd bij gierzwaluwen), maar heeft een hoge, onbelemmerde vlieghoogte en is beschut tegen de zon. Mussen geven de voorkeur aan een zuidoostelijke oriëntatie en kunnen dezelfde nestkasten gebruiken als gierzwaluwen.
  • Eén nestkast voor zwarte roodstaarten in een rustige, beschermde nis in zone 2 (wegingscoëfficiënt van 21 op 35). Deze ruimte en een soort halfopen nestkast kunnen ook geschikt zijn voor grijze kwikstaarten.
  • Twee zomerschuilplaatsen voor vleermuizen bevestigd aan de gevels aangeduid met nr. 3. Ze hebben een wegingscoëfficiënt van 25 op 35 en zijn interessant vanwege hun zuidoostelijke oriëntatie. Ze zijn ideaal voor vleermuizen in de zomer, wanneer de wijfjes zich in kraamkolonies verzamelen om hun jongen groot te brengen tussen mei en augustus.
  • Eén winterschuilplaats voor vleermuizen op de gevel aangeduid met nr. 4 (wegingscoëfficiënt van 23 op 35). Deze schuilplaats is op het noorden gericht, wat de geliefde oriëntatie is van vleermuizen tussen november en maart.

De kosten voor het installeren van deze voorzieningen werden geschat op € 500 tot € 600 exclusief btw (inclusief levering, de huur van de hoogwerker en de installatie). Deze raming omvat niet het metselwerk om de nestkasten in de gevels te plaatsen.


Dezelfde aanpak werd gevolgd op elk van de zes locaties.

Voorbeeld van plaatsing van voorzieningen die op de gevel bevestigd worden:

Opstellen van het bestek

Het project is nu in de fase van het uitwerken van het bestek, dat moet zorgen voor een correcte installatie van de nestkasten en schuilplaatsen door de aannemers. Deze voorzieningen kunnen eenvoudigweg aan de muur worden bevestigd of in de muren worden ingewerkt.

Ecologische en technische follow-up

Verschillende vormen van ecologische follow-up, zoals een monitoring of observaties/luisteren, zullen nodig zijn om de bezetting van de nestkasten te controleren. Daarnaast moeten jaarlijks onderhoudswerken worden gepland. Het gaat onder meer om een grondige controle van de bevestigingsmiddelen om eventuele tekenen van slijtage van de materialen op te sporen.

Hoewel schoonmaken over het algemeen niet nodig is, omdat de soorten in kwestie hun nesten zelf schoonmaken, kunnen eventuele interventies samen met het inspectiebezoek worden uitgevoerd.

Kalender

PLAATSING VAN DE NESTKASTEN : November -
PLAATSING VAN DE NESTKASTEN : Januari - Maart
PLAATSING VAN DE ZOMERSCHUILPLAATSEN (VLEERMUIZEN) : April - Juli
PLAATSING VAN DE ZOMERSCHUILPLAATSEN (VLEERMUIZEN) : September -
PLAATSING VAN DE WINTERSCHUILPLAATSEN (VLEERMUIZEN) : Maart - Oktober

Partner

Gerelateerde soortenfiches

Gerelateerde actiefiches