Torenvalk Falco tinnunculus
Ontdek de torenvalk, een roofvogel die minder bekend en zeldzamer is in het Brussels Gewest dan de slechtvalk.

Belangrijkste kenmerken
Strikte bescherming op het hele gewestelijke grondgebied (Bijlage II.2.1, Natuurordonnantie)
Observeren, determineren, ontdekken
De torenvalk is een kleine valk (ongeveer zo groot als een duif) met een roodbruine mantel. Het mannetje is kleiner dan het vrouwtje en heeft een contrastrijker verenkleed met een grijze kop en staart met een zwarte eindband. De onderkant van de vogel is crème tot roodachtig en gestreept met bruine vlekken. Het vrouwtje heeft een meer egaal roodbruin en gevlekt verenkleed. De torenvalk heeft gele poten en een lange staart. Hij is vooral herkenbaar aan zijn typische "bidden", waarbij hij stil in de lucht hangt terwijl hij naar prooien speurt.
De torenvalk is niet de enige vogelsoort die stilhangend vliegt, maar hij is er wel de beste in. Door zijn vleugels snel te slaan en zijn staart nauwkeurig te positioneren, kan hij bijna onbeweeglijk in de lucht blijven. Dankzij zijn vermogen om ultraviolet licht waar te nemen, kan hij de urine van kleine knaagdieren detecteren, die als lichtende sporen zichtbaar worden in zijn gezichtsveld.
Biologische cyclus
Het broedseizoen begint al vroeg in het jaar met de vorming van koppels. Het mannetje voert baltsvluchten uit, brengt voedsel ("geschenken") naar het vrouwtje en bewaakt het territorium. De paring kan al plaatsvinden, maar de eieren worden pas rond half april gelegd. Het vrouwtje legt 2 tot 6 eieren met een interval van twee dagen, direct op de ondergrond van de gekozen nestplaats. Het broeden begint bij het tweede of derde ei en wordt voornamelijk door het vrouwtje gedaan, al kan het mannetje haar af en toe aflossen. Het duurt ongeveer 30 dagen om de eieren uit te broeden. De jongen kunnen na vijf weken vliegen, maar worden pas na twee maanden zelfstandig, na een periode van jachttraining met de ouders. Een jonge torenvalk broedt meestal pas in zijn tweede levensjaar.
- Zichtbaarheid: Januari tot december
- Broedperiode: April tot juli
Risico’s op verwarring
Slechtvalk
Boomvalk
Rol in het ecosysteem
De torenvalk is vooral een jager op kleine zoogdieren zoals woelmuizen, zijn favoriete prooi. Hij eet ook hagedissen, kleine amfibieën, grote insecten, regenwormen en jonge vogels. Hij jaagt vanaf een uitkijkpunt of in stilhangende vlucht.
De torenvalk bouwt zelf geen nest, maar hergebruikt verlaten nesten van andere soorten (houtduif, gaai, zwarte kraai, ekster) of maakt gebruik van een nis in een muur, een boomholte of een kunstmatig nest. De locatie moet vooral veilig zijn voor roofdieren en goed beschut tegen de elementen.
De torenvalk leeft in open landschappen, zowel op het platteland als in stadsranden. Hij komt ook voor in braakliggende terreinen, bermen langs wegen en spoorwegen, kanaaloevers en open plekken in bossen. Hij rust 's nachts in boomholtes, pylonen of gebouwen.
Beheren en onthalen
De torenvalk geeft de voorkeur aan open gebieden zoals weilanden, akkers, braakliggende terreinen en bosranden. Het behoud van deze habitats is essentieel voor zijn voortbestaan.
Om deze soort te beschermen:
- Behoud en bescherm bestaande nestplaatsen.
- Laat braakliggende terreinen ongemoeid, zodat hij daar kan jagen.
- Behoud natuurlijke graslanden en houtwallen die als schuil- en jachtgebied dienen.
- Behoud dode en verouderde bomen die holtjes (nestplaatsen) bieden.
-
Plaats geschikte nestkasten op open, hoge locaties (gebouwen, pylonen, bomen), beschut tegen het weer en roofdieren.
Het leefgebied van een paartje beslaat tussen de 4 en 6 km², dus een hoge dichtheid van nestkasten kan averechts werken.
- Vermijd het gebruik van pesticiden en biociden, vooral rodenticiden.
