Vuursalamander Salamandra salamandra
Ontdek deze zeldzame amfibie in het Brussels Gewest.
Belangrijkste kenmerken
Strikte bescherming op het hele gewestelijke grondgebied (Bijlage II.2.1, Natuurordonnantie) ; Soort van gewestelijk belang (Bijlage II.4.A, Natuurordonnantie)
Observeren, determineren, ontdekken
De vuursalamander staat bekend om zijn unieke zwarte, glanzende uiterlijk met gele vlekken.
Hij is de enige inheemse landsalamander in België.
Hij brengt bijna het hele jaar op de grond door, meestal verborgen, in ondergrondse schuilplaatsen, onder vochtige bomen, stapels takken of stenen of stronken.
De adulte vuursalamander is vooral ‘s nachts actief en trekt zich overdag terug onder stenen, dood hout of bladafval.
Tijdens of na regen is hij ook wel foeragerend overdag aan te treffen. Het zijn solitaire dieren.
Raadpleeg de kaart met de Natura 2000-soorten
Biologische cyclus
Hij broedt in langzaam stromende beken, poelen en greppels die constant onder water staan.
De paring vindt vaak plaats in de herfst, maar kan ook op andere tijdstippen van het jaar gebeuren.
Het is een levendbarende soort. Na interne bevruchting ontwikkelen de eitjes zich in het lichaam van het vrouwtje tot ze uitkomen. Het vrouwtje laat dan geen eitjes maar 10 tot 20 larven los in het water, die 3 tot 4 maanden in het water doorbrengen.
Aangezien vuursalamanders echte landbewoners zijn en bijgevolg slecht kunnen zwemmen, zal ze hierbij enkel met haar achterlijf het water ingaan. Ze kunnen hiervoor de juiste omstandigheden afwachten. De timing van hun voortplantingscyclus is dus niet sterk afgelijnd.
Aan het einde van deze aquatische periode zijn de larven in staat om in de open lucht te ademen en verlaten ze het water voor een leven op het land. Pas na 3 of 4 jaar zijn de salamanders volwassen.
- Zichtbaarheid: februari tot november
- Winterslaap : oktober tot februari
- Voortplanting: april tot novembre (maximaal in juli)
- Larvestadium : april tot juli
Rol in het ecosysteem
Insecten, spinnen, regenwormen, slakken, kleine ongewervelde landdieren en, voor de larven, ongewervelde waterdieren
Sterk geassocieerd met oude, vochtige loofbossen (beukenbossen, eikenbossen, enz.), met beekjes, bronnen en andere vaste waterpunten.
Beheren en onthalen
Om de versnippering van hun habitat tegen te gaan, kunt u:
- Poelen ondiep en visvrij houden, greppels in beboste gebieden het hele jaar door onder water laten staan.
- Dood hout en een dikke laag strooisel behouden.
- De oevers van bosbeekjes natuurlijk houden.
- Een goede kwaliteit verzekeren van het water van natuurlijke waterlopen met een laag debiet.
Aanleg van bospoelen
Waar een natuurlijke meandering achterwege blijft kunnen kleine diepe zones in de beekrand worden uitgegraven, mits die gemakkelijk en zonder bodembeschadiging bereikbaar zijn.
Deze houden langer water. Eventueel kunnen dergelijke kommen ook d.m.v. lage, door vissen overbrugbare stuwtjes van dood hout worden gecreëerd. Op dezelfde wijze kunnen lokaal ook poelen op of langsheen de beek worden gecreëerd (zie ook ‘aanleg en beheer van bospoelen’).
Ruimingen en vergelijkbare ingrepen moeten vermeden worden om de structuurvariatie te behouden en verlies aan habitat te voorkomen. Indien toch dan gefaseerd waarbij tenminste een derde van de beek gespaard blijft.
Werken dienen tussen oktober en februari te gebeuren.
Interventieschema
- Ruimigen en vergelijkbare ingrepen: oktober tot februari (bij voorkeur oktober)
- Bosbouwwerkzaamheden: oktober tot maart
Bioveiligheid: omgaan met chytridiomycose
Deze veiligheidsvoorschriften zijn in lijn met het Belgische actieplan Bsal ter bestrijding van Batrachochytrium salamandrivorans, een schimmelziekte die vuursalamanders aantast.
Neem voor meer informatie contact op met Leefmilieu Brussel.
Algemene maatregelen
- Hanteer amfibieën alleen als het echt noodzakelijk is.
- Amfibieën moeten altijd op de vangstlocatie worden losgelaten.
- Als handen in contact komen met water of met amfibieën is het aangeraden wegwerphandschoenen (poederloos) te dragen. Gebruik hiervoor uitsluitend vinylhandschoenen want latexhandschoenen kunnen sterfte veroorzaken bij amfibieën. Indien geen wegwerphandschoenen worden gedragen, dienen de handen bij het verlaten van een locatie ontsmet te worden met een ontsmettende handgel.
- Alle materialen die tussen verschillende locaties gebruikt worden, moeten worden gereinigd en ontsmet.
- Als u het water in bent gelopen, of contact hebt gemaakt met water of modder, moeten schoenen, laarzen, waadpak, ... grondig worden gereinigd en ontsmet.
- Er is nog geen bewijs dat de schimmel verspreid wordt door autobanden, maar het is wel goed om de auto iets verderop op een verhard pad te zetten en niet op (zachte modderige) ondergrond.
Dode en/of zieke amfibieën waarvan de doodsoorzaak niet op het eerste gezicht kan worden vastgesteld, vormen een hoog risico. Hanteer ze dus enkel met handschoenen.
Hoe materiaal ontsmetten?
- Verwijder plantenresten, modderkluiten enz.
- Spoel met water.
- Desinfecteer op onderstaande wijze, op ruime afstand van het oppervlaktewater :
- maak een 1% Virkon® oplossing en spuit deze oplossing met een handsproeier op alle veldmaterialen, wacht tot de materialen volledig gedroogd zijn alvorens u de materialen weer gebruikt ;
- let op dat Virkon zeker niet in direct contact komt met amfibieën, door bijvoorbeeld bakjes die gesproeid worden met Virkon waar vervolgens amfibieën in verzameld worden vooraleer staalname of meting gebeurt. In dergelijk geval moet het materiaal na ontsmetting eerst nagespoeld worden ;
- gooi nooit de gebruikte reinigende oplossing in de natuur ;
- was handen met een ontsmettende handgel.
- Ben je niet in staat om materiaal op de locatie schoon te maken, neem het dan mee in plastic zakken en doe het thuis.
- Een verhitting van 30 minuten bij 60°C (dit betekent wel dat het materiaal zelf gedurende 30 minuten 60°C warm moet zijn, dus opwarmtijd werd niet meegerekend) is eveneens een goede manier om materiaal te ontsmetten.
Advies voor concrete acties
Bij paddenoverzetacties wordt door elke vrijwilliger per locatie 1 set materiaal (= laarzen, emmer) gebruikt die niet op een andere locatie mag worden gebruikt. Na de werkzaamheden op een locatie worden de handen ontsmet met een ontsmettende handgel of worden de vinyl wegwerphandschoenen verwijderd.
Bij educatieve projecten mag slechts 1 zoetwaterlocatie per dag bezocht worden en het materiaal dat hierbij gebruikt wordt, wordt nadien grondig gereinigd en ontsmet.
Bij inventarisatie van amfibieën wordt per locatie het materiaal gereinigd en ontsmet alvorens naar een andere locatie wordt gegaan, of er wordt per locatie een aparte set materiaal (schepnet, fuik, emmer, laarzen) gebruikt. Na ontsmetting dient het materiaal volledig te drogen alvorens opnieuw te gebruiken.
Bij alle inventarisaties en werkzaamheden in amfibieënhabitats met materiaal dat wordt gebruikt voor kanalen, rivieren, beken en stilstaand water, moet alle materiaal grondig gereinigd en ontsmet worden voor én na de werkzaamheden in amfibieënhabitat.
Natura 2000-doelsoort
Er worden kwantitatieve en kwalitatieve instandhoudingsdoelstellingen bepaald voor elke soort van gewestelijk of communautair belang die aanwezig is in Natura 2000-gebieden in het Brussels Gewest.
SBZ 1 Zoniënwoud en Woluwedal
Kwantitatieve doelstellingen
- Minimaal, behoud van de bestaande populatie
Kwalitatieve doelstellingen
- Behoud of herstel van geschikte habitats voor rustplaatsen, foerageergebieden en voortplantingsgebieden van de soort, rekening houdend met de ecologische vereisten van de soort.
- Ontwikkeling van een netwerk in het Zoniënwoud van habitats die gunstig zijn voor de soort.
- Zie kwalitatieve doelstellingen met betrekking tot de habitats 6430, 9120, 9130, 9160 en 91E0.
Lees meer
Gerelateerde soortenfiches
- Prooi: Insecten, spinnen, regenwormen, slakken, kleine ongewervelde landdieren en, voor de larven, ongewervelde waterdieren.
- Bijhorende flora: Beuken, eiken en andere loofboomsoorten