Over Renature Brussel Contact
nl
Een initiatief vanLeefmilieu Brussel

Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus

Ontdek deze vleermuis, die heel veel voorkomt in de Brusselse Gewest !

Close-up van de kop van een gewone dwergvleermuis

Belangrijkste kenmerken

Latijnse naam Pipistrellus pipistrellus
Familie Vespertilionidae
Subgroep Vleermuizen
Landschap Plattelandsstad • Dense stad • Bosstad • Waterstad
Beschermingsstatus Volledig beschermde soort
Natura 2000-soort (Bijlage II.1.1, Natuurordonnantie) ; Strikte bescherming op het hele gewestelijke grondgebied (Bijlage II.2.1, Natuurordonnantie)
Oorsprong Inheems
Grootte 18 tot 24 cm
Zeldzaamheid, overvloed Heel gewoon
Gewicht 4 tot 8 g

Observeren, determineren, ontdekken

Het is de meest voorkomende vleermuis in België en een opportunistische soort die overal jaagt waar insecten zijn. 

Ze heeft geen duidelijke voedselvoorkeur en voedt zich voornamelijk met insecten met een grootte tussen 1 en 12 mm. 

Ze leeft meestal in de daken van gebouwen, maar kan ook andere slaapplaatsen in de buurt van menselijke bouwwerken hebben.

Raadpleeg de kaart met de Natura 2000-soorten

Gewone dwergvleermuis © Jeroen Willemsen, Saxifraga

Biologische cyclus

  • Winterslaap (in gemengde groepen) : half november tot maart
  • Voortplanting: eind augustus tot eind september
  • Kraamkolonies (vrouwtjes en jongen): april tot augustus
  • Geboorten: mei tot juni
Winterslaap : November -
Winterslaap : Januari - April
Voortplanting : Augustus - Oktober
Kraamkolonies : April - September
Geboorten : Mei - Juli

Eind maart verlaten dwergvleermuzen hun winterrustplaatsen. Ze blijven dan een tijdje in gemengde groepen. Gewone dwergvleermuizen kunnen echter ook het hele jaar door dezelfde plek gebruiken. 

In mei vormen de vrouwtjes kolonies, waar de jongen tussen eind mei en begin juni worden geboren. In onze streken krijgen vrouwtjes over het algemeen 1 jong, dat na 4 tot 8 weken zelfstandig wordt. 

Aan het eind van de zomer vormen de vrouwtjes harems rond de mannetjes op parade, die een territorium van ongeveer 1 hectare verdedigen tegen de andere mannetjes. Gemiddeld bestaat een harem uit 3 vrouwtjes, maar dit aantal kan oplopen tot 10.

Rol in het ecosysteem

Voeding Insectivoor
Voedingsspecialisatie Voedt zich voornamelijk met insecten met een grootte tussen 1 en 12 mm.
Voortplantingsplaats Bomen • Gebouwen
Biotoop Poel • Vijver • Bosgebied • Bosrand • Haag • Grasland

Beheren en onthalen

Om deze soort te bevorderen :

  • Behoud en ontwikkel onderling verbonden coulisselandschappen (mozaïek van kleine bossen, beboste stroken en grasweiden). 
  • Behoud of plant rijen bomen of struiken, heggen.
  • Verminder lichtvervuiling door amberkleurige buitenverlichting te gebruiken met lichtbundels naar beneden gericht en alleen waar verlichting echt nodig is.
  • Verbied het gebruik van pesticiden.
  • Beperk antiparasitaire behandelingen voor vee.
Kaart van de verspreiding van de gewone dwergvleermuis in het Brussels Gewest, opgesteld in het kader van de Zoogdierenatlas van Brussel 2001-2017, een project uitgevoerd door Natuurpunt en Natagora in opdracht van BE). © Leefmilieu Brussel
Close-up van de kop van een gewone dwergvleermuis
Gewone dwergvleermuis © Gilles Anmartin, Natagora

Natura 2000-doelsoort

Kwantitatieve en kwalitatieve behoudsdoelstellingen worden vastgesteld voor elke soort van regionaal of gemeenschappelijk belang die aanwezig is in de Natura 2000-gebieden van het Brussels Gewest.

SBZ I : Zoniënwoud en Woluwevallei

Kwantitatieve doelstellingen

  • Ten minste het behoud van de bestaande populaties.
  • Indien mogelijk, ontwikkeling van de populaties.

Kwalitatieve doelstellingen

  • Progressieve verwezenlijking van een kwalitatieve verbetering van de habitats van de soorten door het behoud of het herstel van een gevarieerd landschap bestaande uit bosgebieden en bosranden evenals uit stadsbiotopen en lineaire landschapselementen. 
  • Zie instandhoudingsdoelstellingen voor de habitats 9120, 9130, 9160, 9190, 91E0, 6510 en 6430. 
  • Zie doelstellingen voor de meikever. 

SBZ II : Bossen en open gebieden in Ukkel

Kwantitatieve doelstellingen

  • Ten minste het behoud van de bestaande populaties.

Kwalitatieve doelstellingen

  • Behoud of herstel van een gevarieerd landschap bestaande uit bosgebieden en bosranden evenals uit stedelijke biotopen en lineaire landschapselementen. 
  • Zie instandhoudingsdoelstellingen betreffende de habitats 9120, 9130, 9160, 9190, 91E0, 6510 en 6430.

SBZ III : Bossen en vochtige gebieden van Jette en Ganshoren

Kwantitatieve doelstellingen

  • Ten minste het behoud van de bestaande populaties.
  • Indien mogelijk, ontwikkeling van de populaties.

Kwalitatieve doelstellingen

  • Progressieve verwezenlijking van een kwalitatieve verbetering van de habitat van de soorten door het behoud of het herstel van een gevarieerd landschap bestaande uit bosgebieden en bosranden evenals uit stadsbiotopen en lineaire landschapselementen. 
  • Zie instandhoudingsdoelstellingen voor de habitats 9120, 9160, 91E0, 6510 en 6430.
  • Zie doelstellingen voor de Meikever.

Gerelateerde soortenfiches